Historische bomen in Nederland

De Holle Boom van Kraantje Lek

Een oude ansichtkaart van de uitspanning Kraantje Lek, beschreven op 15 augustus 1899. Rechts is met enige moeite de holle boom te herkennen. In Nederland zijn in vergelijking met sommige omringende landen niet veel beroemde bomen met een naam. Ook in het verleden zijn er slechts enkele bomen van faam geweest. Bij het selecte groepje historisch beroemde bomen behoort zeker de Holle Boom van Kraantje Lek. Op deze plaats aan de binnenduinrand in Overveen bij Haarlem stond al eeuwen een herberg, later pannenkoekenrestaurent. Bij kinderen was deze plek al in de negentiende eeuw geliefd vanwege een hoog zandduin (de Blinkert), een speeltuin en een dikke holle boom. Deze werd ook de Kindertjesboom genoemd: hier kwamen de kinderen vandaan, zo vertelden vele Haarlemmers hun jonge spruiten. Lennaert Nijgh heeft er een lied over geschreven: "De Holle Boom, de volle boom, de hoge holle toverboom". 


Een close-up van de Holle Boom op een ansichtkaart omstreeks 1900. De Holle Boom was een Iep en meer specifiek een Kurkiep Ulmus carpinifolia 'Suberosa'. Deze variëteit van de Veldiep heeft kurklijsten langs de twijgen en takken.

Een ansichtkaart uit 1932 laat weinig verandering zien ten opzichte van 1900.

De  Holle Boom was volgens locale overlevering al eeuwen oud en zou zelfs stammen uit de veertiende eeuw. In de nadagen van de Holle Boom ben ik er net als deze jongens meermalen in geklommen. Deze foto stamt waarschijnlijk uit de begin zestiger jaren, toen de boom nog leefde. Door het vele klimmen had de boom ongetwijfeld te leiden. Op 12 november 1972 werd hij getroffen door een blikseminslag waardoor hij stierf. 

Daarna heeft de dode boom er nog gestaan tot in 2007. Op de achtergrond De Blinkert, die ik in mijn kindertijd als een reusachtige berg heb ervaren. Er mocht al jaren niet meer in geklommen worden. Het restant takelde steeds verder af en dreigde door vermolming in elkaar te zakken, zodat eigenaren, de familie Bloemen zich afvroeg wat te doen om dit cultureel erfgoed te behouden.  

Dat vonden talloze Haarlemmers, die hier goede jeugdherinneringen bewaarden, zonde. De Haarlemse kunstenaar Kees Verkade heeft vervolgens aangeboden een bronzen replica op ware grootte te maken. Deze is op 15 mei 2008 feestelijk onthuld. 

De dikke Eik van Oele

Rond 1900 stond de toen dikste eik van Nederland bij de buurtschap Oele, nabij Delden in Twenthe. Hij stond op Erve Vörger, een boerderij die behoort bij landgoed Twickel. Deze zomereik had in 1910 een omtrek van 6.70 meter. Op 10 augustus 1925 werd de eik ernstig getroffen door de zogenaamde "Cycloon van Borculo", in werkelijkheid een windhoos.  Op 1 juni 1927 kreeg de boom de genadeklap uitgedeeld door een tweede zware windhoos, die bekend staat als de "Cycloon van Neede". 
In dode toestand heeft de eik nog gestaan tot 1946, waarna de restanten zijn gerooid. Een schijf van de stam wordt nog altijd bewaard in het Natuurmuseum in Enschede.
De boom was hol, zodat de centrale jaarringen ringen ontbreken. Hierdoor kan de exacte leeftijd van deze eik niet meer worden nagegaan. Waarschijnlijk was hij meer dan 300 jaar en stamde dan uit het begin van de 17e eeuw. Zie voor meer foto's en informatie: Twickel en de Kozakkeneiken.

De dikke Beuk van Breukelen


foto Henri van Dorsten

Tot in de tachtiger jaren van de twintigste eeuw stond deze reusachtige Bruine Beuk in Breukelen op het landgoed "De Kaap" in Breukelen aan de Utrechtse Vecht. Het was met een omtrek van 869 cm de dikste boom van Nederland. Het eind van het leven van deze beuk werd zoals bij de meeste soortgenoten bespoedigd door zwammen, die witrot veroorzaakten. Aan de achterzijde van de stam gaapte een groot gat. Rond 1990 is hij gekapt. Hoe oud de beuk was, is mij niet bekend. Gezien de fikse omvang kan deze beuk wel van vóór 1750 hebben gestamd. De beuk wordt beschreven in het boek Geheimen van Bomen van Gerrit de Graaff en Jan Pit uit 1984. 

De Populier van Nederhemert


foto Henri van Dorsten

Tot 1990 stond de dikste populier van Nederland vlakbij de ruïne van het kasteeltje bij Nederhemert-Zuid, in de Bommelerwaard. Deze reus, met een stamomvang op 1,3 m hoogte van 760 cm en een leeftijd van 130 à 140 jaar, werd geveld door de zware storm in januari van dat jaar. De indrukwekkende boom was een zogenaamde 'late' Canadese Populier, Populus x canadensis 'serotina' en schijnt een grensboom te zijn geweest. Deze informatie is te vinden in het niet meer verkrijgbare boek 'Bomen in woord en beeld' van Henri van Dorsten.

De Dikke Boom van Hees

Hees was vroeger een dorpje ten westen van Nijmegen. Lang voordat Hees een wijk van Nijmegen werd, stond in het gehucht een enorme boom. Mensen uit de buurt fluisterden dat woeste Germanenstammen er vroeger mensenoffers brachten. De legende ging een eigen leven leiden en de Dikke Boom van Hees werd beroemd, zelfs in het buitenland. Tot hij in 1903 sneuvelde. Dankzij de enkele jaren geleden opgerichte Stichting Dikke Boom Hees en met steun van de gemeente Nijmegen, is precies honderd jaar later een nieuwe Dikke Boom op dezelfde plek geplant.
D
e beroemde Dikke Boom stond aan het kruispunt van de huidige Tweede Oude Heselaan, Dikkeboomweg, Schependomlaan en Voorstadslaan. Nog geen eeuw geleden heetten deze straten respectievelijk Heeschelaan, Wolfkuilscheweg, Dorpstraat en Voor-stadslaan. En als we nog verder terugkijken, blijkt dat de viersprong al sinds mensenheugenis bestaat. Kruispunten waren vroeger erg belangrijk, maar hier is nog iets extra spannends aan de hand. De vier wegen van de kruising hadden steeds vier verschillende namen, alsof ze op deze plek hun eindpunt vonden. Maar waarom? Volgens de legende was hier, heel lang geleden, een offerplaats. Germaanse stammen brachten bij de heilige boom offers voor hun bosgod Haesus of Hesus. Boze tongen beweren zelfs dat er mensen werden geofferd. Een mooi verhaal, waar ook enkele aanwijzingen voor zijn. Op de plek van Hees stond vroeger een dicht woud. Pas in de Middeleeuwen is dat gerooid en de grond ontgonnen. In de naam "Neerbosch" vinden we nog een verwijzing naar dat oerbos. Hees werd in die tijd ook wel "Overbosch" genoemd. Binnen zo'n woud is genoeg plek voor een bosgod. Of die god hier ook werd aanbeden is niet bekend. Zeker is wel dat Germanen een bijzondere verering hadden voor bomen. Deze "heidense" obsessie is trouwens tot op de dag van vandaag merkbaar. Zelfs in onze "christelijke" cultuur zijn tal van Germaanse gebruiken overgeleverd, zoals het opzetten van een levensboom en het optuigen van de kerstboom. Het bekendste regionale voorbeeld is de Koortsboom van Overasselt, waar nog steeds lapjes textiel ingehangen worden om zieken te genezen. Van de Germanen weten we dat vooral de Linde werd aanbeden als heilige boom. Onder de linde was plek voor rechtspraak, trouwerijen en feesten. Ook de Dikke Boom van Hees was een linde. Wat we ook zeker weten, is dat de bosgod Haesus in de tijd van de Romeinen door inheemse volkeren werd aanbeden. Er zijn zelfs altaarstenen gevonden met zijn naam als inscriptie. En uit de naam "Haesus" zou "Hees" zijn ontstaan. Het lijkt allemaal geen toeval meer.
Helaas zijn er ook tegenargumenten. Lindes kunnen hoogstens een paar honderd jaar oud worden. Dus als de Germanen hier een linde hebben aanbeden, was dat zeker niet de Dikke Boom zelf. En de altaarstenen voor Haesus zijn niet gevonden in onze omgeving, maar bij Keltische stammen in Frankrijk. Maar ook deze tegenargumenten vormen geen sluitend bewijs.
Vele eeuwen later heeft het Germaanse woud plaatsgemaakt voor een veel lieflijkere omgeving. In een beschrijving van Hees uit 1836 lezen we: 'Deze beide dorpen [Hees en Neerbosch] kunnen tot de bekoorlijkste uit den geheelen omtrek gerekend worden. Bevallige en nette boerenwoningen vertoonen zich hier, onder hoog en lommerrijk geboomte, en tusschen wijduitgestrekte vruchtbare korenvelden, op een alleszins schilderachtige wijze; terwijl fraaije buitenplaatsen met derzelver tuinen (...) den geheelen weg, als het ware bezoomen.'
De Dikke Boom is uitgegroeid tot een romantische ontmoetingsplaats voor de plaatselijke jeugd. Of met de woorden van Dr. de Blécourt: 'Hij was niet alleen aan de Nijmegenaars bekend, maar ook bij velen in en buiten ons vaderland. (...) Hoevele afspraken werden daar door het jonge volkje gesloten, maar ook hoevele tijdelijke of blijvende 'hertwonden' aldaar geslagen! Menig hupsch dienstmeisje b.v., des Zondags zoo blij uitgetogen, kwam des avonds met betraand gezichtje en de wanhoop nabij weer te huis. Veelal kwam dan de stereotype bekentenis: "bie den dikken boom zeet ie tegen mien: gij kunt eiges best noar huus goan en veur mien part ver..." (...) Edoch, het geschiedde ook menigmaal, dat bij dienzelfden dikken boom, na ommekomst van een veertien dagen, de verbroken verbintenis onder een zoen-offer weer hechter dan ooit te voren tot stand kwam.'

O
p zaterdagavond 21 november 1903 brak in Nijmegen een fel onweer los, dat gepaard ging met storm, hagel en regen. "In Hees kliefde de bliksem den eeuwenouden 'dikken boom', die zoo tal van jaren een heerlijke beschutting bood", aldus De Gelderlander. Een jongetje dat passeerde raakte in het gezicht gewond door één van de takken. Nog dezelfde avond is de boom in stukken gezaagd en afgevoerd.
Hoewel de boom verdwenen was, leefde de herinnering voort. Nog tientallen jaren werden door de Hesenaren afspraken gemaakt "bij de Dikke Boom". De latere tramhalte werd er naar vernoemd en - nog veel later - ook een straat, de "Dikkeboomweg".

Inmiddels is dus een opvolger voor de Dikke Boom geplant, die nu met een hoogte van 8 meter en een diameter van 30 cm nog tot de jonkies behoort, maar eens hopenlijk zijn naam weer met ere mag dragen. Bovenstaand verhaal is afkomstig van de website: http://www.noviomagus.nl/Blik/00-05/Blik0005.htm

 

De Dikke Boom van Roerdink in Woold bij Winterswijk

Mijn schoonmoeder heeft in haar jeugd enige jaren in Winterswijk gewoond. Ze vertelde dat ergens bij Woold een dikke boom zou hebben gestaan. Recent ontdekte ik op internet dat er inderdaad een indrukwekkende eik, genaamd de Dikke Boom, heeft gestaan bij het boerderijtje Roerdinkschoppe, dat hoorde bij de scholtenboerderij Roerdink in de buurtschap Woold ten zuiden van Winterswijk. Deze langstammige zomereik had in 1946 een hoogte van 28 m en een omtrek "op manshoogte" (is dit op ± 175 cm hoogte?) van 5,72 meter, wat op borsthoogte waarschijnlijk ongeveer 6 m zal zijn geweest. De stam had een volume van ongeveer 30 m3. Net zoals de watermolens en de Grote Steen, was ook de Dikke Boom bij Roerdink vroeger het doel van fietstochtjes in de omgeving van Winterswijk; vaak in klassenverband, bijvoorbeeld wanneer een schoolreisje werd gemaakt. De vele bezoekers van de boom kregen bij de familiie Gellink een gastvrij onthaal, men kon er zelfs versnaperingen als koek en snoep krijgen. Volgens de huidige eigenaar van boerderij Roerdinkhof, Gerhard Huetink, zou de boom ongeveer uit het jaar 1500 hebben gestamd.

Blijkens bijgaande foto's, afkomstig van de website van Bed & Breakfast Roerdinkhof , is de eik in die tijd helaas gekapt. Tijdens een storm in het najaar van 1945 zijn enkele grote takken afgebroken. Omdat de boom aan de voet al aardig was aangetast en in de richting van de boerderij overhelde, achtte men het niet langer verantwoord hem nog langer te laten staan. De eigenaar vroeg een kapvergunning aan, die op 10 april 1946 werd verleend. Op 2 mei 1946 is de boom met een bijl geveld. De stam werd tot planken verwerkt in de houtzagerij van Gerhard Meerdink, die al in 1896 als timmermansknechtje in dienst was gewest bij timmerman Gellink op Roerdinkschoppe. Meerdink kocht zelf een plank die hij op zolder bewaarde, tot er na zijn overlijden in juni 1967 zijn doodkist uit werd gemaakt.

Deze informatie kreeg ik van de huidige eigenaar van de Roerdinkhof, de heer Gerhard Huetink.

Uit 

Wandelingen door Nederland met pen en potlood. Deel 7

Jacobus Craandijk - 1881

Een steenoven met zijn roode daken spreekt van nijverheid, kleine en grootere boerderijen toonen er hun hooibergen en schuren tusschen het groen, en weldra zien wij aan het zware eikenhout, waar onder de krachtige stammen een bosch van struiken opschiet, dat wij weêr een aanzienlijke hoeve naderen. Werkelijk bereiken wij weldra het erf van het uitgestrekte scholtegoed Roerdink, met zijn moderne huizinge van twee verdiepingen, meer een heerenhuis, dan een hofstede, al ontbreken de bewijzen niet, dat ook hier op groote schaal het landbouwersbedrijf wordt uitgeoefend. Er is schoon en kloek houtgewas op Roerdink. Forsche eiken in menigte staan als wachters rondom het erf en fraaije groepen vormen zij, met de schuren en wagenhuizen, de ruwe hekken, de zware zandsporen, de groene graspleintjes, het bonte vee onder hun breed uitgeslagen takken. Maar de kroon van allen in den omtrek, van allen in de uitgestrekte gemeente Winterswijk, spant de statige eik, die op eenigen afstand van het huis zijn' dikken, gaven stam en zijn fiere kruin verheft. Regt en slank gaat hij op en gij zoudt hem op het eerste gezigt niet voor een' boom van bijzondere zwaarte groeten. Maar staat gij bij zijn' voet, meet gij zijn' omvang en ziet gij op naar zijn hoogte, dan ontvangt gij een' diepen indruk van zijn majesteit. Hoe klein is het huis, dat zich legerde onder zijn schaduw! Hoe nietig zijt gij zelf!

In vroeger tijd was de landstreek aan zulke zware boomen rijk. Wat schoone stammen zag ik zelf eenige jaren geleden te Almelo liggen! ‘Zij komen van Winterswijk - werd er gezegd - en zoo staan er daar nog vrij wat.’ Zoolang de hofhoorigheid in zwang was, waakten wetten en bepalingen over het behoud van het bosch. 't Was streng verboden, hout te vellen, anders dan voor zoover het tot eigen gebruik en tot onderhoud van het huis noodig was. Daar is dan ook in de oude boerenwoningen nog prachtig eikenhout te vinden. Later spaarden de Scholten uit eigen beweging hun eerwaardig geboomte. Hun eergevoel kwam tegen hakken en sloopen op. Het bosch met zijn zware stammen was een der teekenen van hun aanzien. Ook had het hout betrekkelijk weinig waarde en de kosten van vervoer waren uitermate hoog. Thans is het eikenhout duur en het vervoer gemakkelijker. Des te meer is het te waardeeren, dat dit eene prachtexemplaar door de bijl werd ontzien.

't Is een liefelijk landschap daar bij dien ouden, statigen eik op het grasplein, deels begrensd door de schilderachtige arbeiderswoning met haar schuur en haar' put, deels omzoomd met eiken, tusschen wier grijze stammen het donkergroene hulstblad glinstert, deels ingesloten door hooggelegen akkers, waarover de ploeg, door den bonten os getrokken, rondgaat en waarboven de lijnen van het kreupelhout golven. 't Is waard, dat wij er eenigen tijd vertoeven, terwijl het trouwe paard zijn aandacht vooral aan het malsche grastapijt wijdt. - En dan weêr verder.


P.A.Schipperus, del.lith
S.Lankhout & Co Haag

 

Home NL Versie------Inhoudsopgave van deze website------Links------Home English Version