Zilverspar


foto Frantisek Kala, Tsjechië
Links de Wastlhüttener Tanne, rechts daarnaast een fijnspar en een andere zilverspar

Een belangrijke boom in de Midden- en Zuid-Europese gebergten is de Zilverspar (Abies alba). In Nederland is hij niet inheems en komt slechts hier en daar in collecties voor. Hij voelt zich thuis in de middelgebergten en de middelhoge regionen in de Alpen. Hier groeit hij meestal samen met de beuk en de fijnspar. De zilverspar stelt vrij hoge eisen aan de groeiomstandigheden: een voldoende vruchtbare, diepe en vochthoudende bodem en  een vrij hoge neerslag van minstens 600 mm. Na de laatste ijstijd  is de zilverspar, ongeveer 5000 jaar geleden, vanuit refugia in de zuidelijke Balkan en Zuid Italië teruggekeerd naar Midden en West Europa. Hij nam daar in de hellingwouden in middelgebergten als de Jura, het Zwarte Woud, het Thüringer, Beierse en Boheemse Woud, maar evenzeer in de Alpen en Karpaten een zeer belangrijke plaats in. De hellingbossen tussen 300 en 1300 m (Duitsland, in  Zuid-Europa tot 2000 m) waren vooral gemengde wouden met beuk, esdoorn, zilverspar en in de hogere regionen ook fijnspar. 

De laatste eeuwen is de zilverspar onder invloed van de mens teruggedrongen ten gunste van de fijnspar. De zilverspar is gevoelig voor nachtvorst en heeft daardoor meer last van kaalslagen, waardoor de bescherming door andere bomen wegvalt. Vervolgens is de hoge wildstand (reeën en herten) in de bossen in de winter, die samenhangt met kunstmatige voedering en het niet meer toegankelijk zijn van de rivierdalen oorzaak van veel vraat aan de lekkere en relatief licht verteerbare jonge zilversparren. Ten slotte is de zilverspar erg gevoelig gebleken voor zure regen.
Men denkt dat er in de ijstijden slechts enkele stammen in de refugia waren overgebleven. Hierdoor is de genetische variatie klein geworden, en de kwetsbaarheid groot.  Hij doet het beter naarmate de omstandigheden stabieler en meer natuurlijk zijn.  Jonge zilversparren zijn uitstekend bestand tegen schaduw. Ze kunnen ontkiemen in een donker bos en daar decennia lang een verborgen bestaan in de schaduw van hogere bomen leiden. Wanneer er door sterfte van een naburige hoge boom licht op valt, kan zo'n exemplaar plotseling een geweldige groeispurt maken en doordringen tot de hoogste regionen van het bos.  
De zilverspar vormt een uitgebreid wortelstelsel: aanvankelijk is het een paalwortel. Deze groeit later uit tot een krachtig hartwortelsysteem dat diep kan doordringen in de bodem. De zilverspar is daardoor veel beter dan de fijnspar bestand tegen storm.
  


foto Frantisek Kala, Tsjechië

De zilverspar is de grootste conifeer van West en Midden Europa. Hoogten van 45 tot 50 meter zijn op gunstige groeiplaatsen normaal, maar ook exemplaren van 55 m zijn bekend, terwijl uitschieters hoogten hebben bereikt tot 60 à 65 meter. Daarbij worden stamdiameters bereikt van 1.5 tot 2 m. In het verleden zijn zilversparren vermeld met diameters tot meer dan 3 meter,  en stamvolumes van 30 tot 40 en soms zelfs 50 tot 70 m3.  Zilversparren bereiken een maximumleeftijd van 400 tot wellicht 600 jaar. Bovenstaand exemplaar, de Wastlhüttener Tanne, staat in Duitsland, in het Nationale Park het Beierse Woud, in het reservaat geheten Hans Watzlik-Hain, bij Eisenstein bij de Tsjechische grens. Het is de grootste zilverspar in het Beierse Woud en misschien van Duitsland. Hij heeft een hoogte van 53,8 m en een diameter op borsthoogte van 2 m. Zijn leeftijd wordt geschat op 400 jaar. 
In het verleden waren er vooral in het Beierse Woud vele van dergelijk grote zilversparren; hun aantal is tegenwoordig veel kleiner. 
De grootste recent gemeten zilversparren van Europa op een natuurlijke groeiplaats zijn uit het Nationale park Biogradska gora in Montenegro beschreven: hoogte 60 m, diameter op borsthoogte 202 cm, stamvolume 54 m3. Bij twee bezoeken in 2012 en 2013 konden Kouta R., Michael Spraggon en ik hier echter geen zilverspar van meer dan 54 m hoogte vinden.
Hier kan worden doorgelinkt naar een lijst met de grootste zilversparren van Europa.

Een eveneens reusachtige zilverspar en beslist de dikste, staat in Schotland, Argyll, in Ardkinglas Woodland Garden, Strone, met een hoogte van 46 m en een  omvang van 936 cm. Hij heeft meerdere laag uit de stam ontspringende enorme armen die hem het uiterlijk van een reuzenkandelaar geven. Hij is in 1750 geplant en heeft de bijnaam "the Monster". Zilversparren komen van nature niet voor in Groot Brittannië maar worden er sinds 1600 aangeplant. 

Kenmerkend voor oudere zilversparren en een duidelijk verschil met fijnsparren is de brede top, die doet denken aan een ooievaarsnest. Een tweede duidelijk kenmerk wordt gevormd door de rechtopstaande kegels, die niet van de boom afvallen maar na de rijpheid uiteenvallen.  De schors van zilversparren is licht zilvergrijs.

De zachte, vrij stompe en 1,5 tot 4 cm lange naalden staan in twee rijen langs de twijg, zijn glanzend donkergroen van boven met een dubbele witte streep aan de onderzijde. De naalden blijven langer aan de boom dan bij andere naaldboomsoorten: 8 - 11, soms 14 jaar (bij fijnspar 6 - 8 en bij grove den slechts 3 - 6 jaar. 

Home Nederlandse Versie----Inhoud van deze website----Duitsland 6
Links-----Home English Version