De Hollandse Iep 

Hollandse iepen in de Anna Palownapolder, Noord Holland


Iepen of olmen behoren tot de inheemse bomen van Nederland en België. Van nature komen hier drie iepensoorten voor: de gladde iep (synoniem veldiep; Ulmus minor),  de ruwe iep (synoniem bergiep; U. glabra) en de fladderiep (synoniem steeliep; U. laevis). Ze waren van oorsprong vooral te vinden in bossen op de vruchtbare gronden langs de grote rivieren en in beekdalen. Uit stuifmeeldiagrammen blijkt dat ze van 8000 tot 5000 v.Chr.een flink aandeel in de bossen innamen, naast eiken en linden. In onze streken kwam de gladde iep waarschijnlijk het meest voor. De ruwe iep was te vinden in de meer heuvelachtige streken en de fladderiep had een zuidoostelijk zwaartepunt in de verspreiding. Vanaf 5000 v.Chr. nam het aantal iepen in korte tijd sterk af: men spreekt hierbij wel over de 'iepenval'.  Voor deze teruggang zijn meerdere oorzaken te bedenken: de bossen op vruchtbare gronden zijn al vroeg door de mens gekapt ten gunste van de landbouw. Daarnaast werd het loof van iepen veel gebruikt als veevoer. Ook kan het zijn dat in die tijd al iepziekte optrad. 

Nauw verwant aan de gladde iep is de Engelse veldiep (U. procera), die wellicht al door de Romeinen vanuit Italië naar Engeland en onze streken is gebracht en zich alleen als kloon door afleggen of stekken vermeerdert.
Tussen de ruwe en gladde iep komen in de natuur vaak spontane kruisingen voor. Deze worden Hollandse iepen genoemd, Ulmus x hollandica. Deze hybriden zijn zeer variabel. Vanaf eind 17e eeuw is men in België en Nederland met name deze hybriden gaan kweken door middel van afleggen, stekken en enten, dus vegetatieve vermeerdering. Hierdoor kunnen snel grote aantallen bomen met gewenste homogene eigenschappen worden gekweekt. De oudste bekende gekloonde variëteit was de in 1694 in België gekweekte 'Belgica', Ulmus x hollandica 'Belgica'. 
Deze had zeer goede eigenschappen, zoals een snelle groei en een fraaie vorm. Ze werden vanaf de 18e eeuw veel aangeplant, vooral langs wegen in het open landschap van de kustprovincies en in de steden, langs grachten, singels en straten en in plantsoenen. 

Het typische wintersilhouet van een 'Belgica'  iep, in de Beemster in Noord Holland. Deze gekloonde variëteit is in 1694 in België voor het eerst gekweekt en is te herkennen aan de losse, vrij brede kroon met een heel regelmatige en verfijnde vertakking. 
De 'Belgica' is lange tijd de meest aangeplante variëteit van de Hollandse iep geweest. Andere oude en veel aangeplante klonen zijn de 'Major' en de 'Vegeta'. 

Helaas zijn de meeste van de oude Iepenrijen en -dijken uit het Nederlandse landschap verdwenen: de oude Hollandse iepenvariëteiten zijn erg gevoelig voor de iepziekte. De meestal minder fraaie en verfijnde Canadapopulieren zijn ervoor in de plaats gekomen. Gelukkig zijn vooral in Noord Holland, o.a. in de Beemster en de Anna Palownapolder, nog vrij veel Hollandse iepen behouden gebleven. In Friesland is het aantal oude iepen een stuk minder. Mooie exemplaren staan op de wal rond Franeker. 
Daarnaast was de Iep in het westen van beide landen ook een echte stadsboom. Het bestand in Amsterdam spande de kroon. Dankzij een zorgvuldig beleid, met een frequente controle waarbij zieke bomen als besmettingshaarden snel worden opgeruimd, is dit nog steeds zo: in Amsterdam zijn nog tienduizenden iepen te vinden, waaronder een behoorlijk aantal 'Belgica's'. Deze verlenen hun bijzondere gratie nog aan vele Amsterdamse grachten. Ook in Utrecht zijn nog oude Hollandse iepen te vinden, bijvoorbeeld in het Singelplantsoen en in het Moreelse Park nabij het station. 

Langs de Kruisweg in de Anna Palownapolder in de kop van Noord Holland staan nog grote aantallen Hollands Iepen. Hier een beeld vanuit het oosten. Een dergelijk lange en complete rij van oudere Hollandse iepen is waarschijnlijk nergens elders op het platteland van Nederland te vinden. 

De Kruisweg vanaf de noord-westzijde. 

Een door weer en wind gevormde iep, eveneens in de Anna Palownapolder. 

Hollandse iepen met hun elegante vorm en fijne vertakking behoren tot mijn favoriete bomen. Hopelijk kunnen ze behouden worden voor het Hollandse landschap en het straatbeeld van Amsterdam. De afgelopen decennia is zowel in Nederland als verschillende andere landen naarstig gezocht naar iepen die meer resistent zijn tegen de iepenziekte. In de zeventiger jaren verschenen nieuwe kruisingsproducten op de markt, met namen als 'Dodoens' en 'Plantijn'. Als stamsoorten werden onder andere meer resistente Aziatische iepensoorten gebruikt.   

Het uitlopen van een Hollandse iep in april in polder Arkemheen bij Nijkerk.

 

Eén van de fraaiste Hollandse iepen van ons land staat op een historische locatie in Amsterdam: de voormalige kloostertuin aan de Oudemanhuispoort, nu binnenhof van het hoofdgebouw van de Universiteit van Amsterdam. De Oudemanhuispoort vormt een verbinding tussen de Oudezijds  Voorburgwal en de Kloveniersburgwal. Deze 'Belgica' -iep is, met een hoogte van 34,6 m en een stamomvang van 440 cm, misschien de grootste nog levende iep van deze variëteit in Nederland en stamt nog uit de 19e eeuw: volgens de lijst met Amsterdamse waardevolle bomen in het boek: Waardevolle bomen in Amsterdam (Stichting STOA 1993) is de iep in 1895 geplant. 

Bomenkenners Leo Goudzwaard (links; zie Bomenkennis Cursussen) en  Hans Kaljee (rechts; zie Bomenconsulent van de gemeente Amsterdam) bij de iep van de Oudemanhuispoort. 

Home Nederlandse Versie----Iep----Links----Home English Version